Bart is vertrokken voor enkele dagen Costa Rica. In Panama mogen Europeanen maar gedurende drie maanden verblijven. Na drie maanden verloopt hun Visum. Mocht je die termijn van drie maanden overtreden, dan betaal je een boete van 50 dollar per maand die je te lang in Panama bleef. Bovendien beweren sommigen dat je naam dan op een zwarte lijst terecht komt en je bij een volgende keer dat je inklaart in de problemen kan komen.

Mijn visum is ok, ik ben tenslotte een maand in België geweest in december. Een heerlijk gevulde maar ook wel korte maand in het gezelschap van de kinderen, familie en vrienden! Het deed deugd om jullie allemaal terug te zien!

Ik vloog begin januari terug vanuit Amsterdam en na een vlucht van 11 uren en een daaropvolgende rit van drie uur in een taxi kwam ik terug aan in Panamarina waar Bart en Dushi op me wachtten.

Panamarina is een kleine haven zonder steigers. De boten liggen er beschut tussen de mangrove, telkens vast gemaakt aan 4 boeien. De Marina wordt uitgebaat door een Frans koppel en er is een restaurantje met overwegend Franse keuken. Na zes weken vrijwel alleen vis of vegetarisch eten smaakt een Entrecote heerlijk!

In mijn reiskoffer had ik niet alleen speculaas en chocolade meegebracht : ik had net op het nippertje ook het lummelbeslag mee, wat al sinds eind oktober was besteld in België.

Nadat dit door de plaatselijke techniekers was geplaatst waren we klaar om verder te zeilen. We hadden gedurende enkele dagen een tussenstop in Shelter bay Marina. Dit is een jachthaven die vlakbij het Panama kanaal ligt en wordt dus ook door veel zeilers die naar de Indische oceaan doorsteken gebruikt.

We herkennen de speciale vertrekkerssfeer die er hangt. Opnieuw wordt ons gevraagd wanneer wij door het kanaal gaan. En opnieuw hou ik het been stijf : eens je de indische oceaan opgaat zijn de afstanden veel groter! En laten die heel lange stukken nu niet mijn favoriete stukken zijn. Bovendien zijn de tickets om terug te reizen naar België dan veel duurder en duren die vluchten ook veel langer.

Het betekent wel dat we opnieuw afscheid nemen van een aantal mensen die we zijn tegengekomen op reis. Dat is het minst fijne stuk van deze reis : altijd opnieuw afscheid nemen. Ik blijf er niet goed in.

Vanuit Shelter bay varen we de Rio Chagres op. Deze rivier wordt gebruikt om de sluizen van het Panamakanaal te voorzien van het nodige water, en het overtollige water op te vangen.

We varen achter een Amerikaanse catamaran de rivier op. Zij checken voor ons de diepte zodat we nergens vast komen te zitten. We gooien ons anker na de eerste bocht van de rivier. Het is hier ronduit prachtig!

We varen met de bijboot verder stroomopwaarts en zien wat slingerapen in één van de bomen langs de oevers. We speuren of we geen krokodillen zien, want naar het schijnt zitten die er wel, maar hebben geen geluk (of net wél geluk?).

Kleine apekoppen!

We laten als de nacht valt een lichtje branden, en checken of de dinghy goed vast ligt, want blijkbaar is er de week voordien een buitenboordmotor gestolen. Wij hebben gelukkig onze beveiligingsagent Dushi aan boord en moeten dus eigenlijk niet ongerust zijn! Ondanks zijn hoge aaibaarheid is hij ook een super goeie waker. Vooral als de avond valt zal er niemand aan boord komen, behalve wanneer hij verdoofd zou worden natuurlijk!

We worden ’s morgens wakker met de geluiden van het oerwoud. Brulapen markeren hun territorium met indrukwekkend gebrul. Het is net of er een straaljager opstijgt. We zijn hier helemaal niet alleen!

Na twee dagen midden in dit paradijs varen we verder naar Bocas del Toro, alweer een archipel met verschillende eilanden.

De zee is redelijk verward met golven uit verschillende richtingen. We worden flink dooreen geschud en krijgen af te rekenen met flink wat stroming.

We varen naar Marina Solarte, een klein haventje dat uitgebaat wordt door vader en zoon, middenin de mangrove. De mannen zijn Tsjechen en hebben de Marina nog maar sinds april overgenomen. Ze zijn gestart met het bouwen van een havenkantoortje en de funderingen van een bar zijn al gelegd. Alle voorzieningen werken op zonne-energie, vader en zoon komen uit de electrische auto industrie. Ze zijn ambitieus maar tegelijkertijd ook mega vriendelijk. Dushi wordt dikke vriendjes met hun hond Azzucar die hem ’s morgens staat op te wachten.

De nieuwe vuurput. We maakten er geen gebruik van want ’s avonds kwamen er helaas flink wat bijtende insecten uit de mangrove

We blijken hier de enige zeilers te zijn die aan boord van hun boot zijn.  En dus varen we na een week naar Isla Colon en nemen daar een plaatsje in de Marina. Het lijkt hier wel een Amerikaans dorp, vooral bevolkt door oude zeilers die er gestrand zijn en hier al jaren op hun boot verblijven. Wel grappig dat ze netjes wachten tot Bart enkele dagen naar Costa Rica gaat om zich één voor één te komen voorstellen 😉 Tegen het moment dat Bart drie dagen later terug komt (met de juiste stempels en visa) heb ik alweer kennisgemaakt met verschillende nieuwe ‘vrienden’.

Een prachtige tuin in Marina Colon

Op een van mijn wandelingen met Dushi op de steiger zie ik dat er nóg een Belgische boot is aangekomen. Ik klop even aan, want ben toch wel nieuwsgierig! Ik maak kennis met Guus, een solo-zeiler die ook vanuit Nieuwpoort blijkt te zijn vertrokken! Hij is van indonesische afkomst en nodigt ons één van de avonden uit om aan boord te komen eten. En het moet gezegd, Guus kookt heerlijk!

We maken onze boot klaar voor het bezoek van onze vrienden Eric en Magali. Ze hebben er een hele reis opzitten als ze op zaterdag toekomen! (Twee treinen tot Amsterdam, een vliegreis van 11 uur naar Panama city, en een binnenlandse vlucht naar Bocas del Toro) ’t Moet zijn dat ze ons graag zien!

Magali en Eric

We komen aan in de Caya Hollandes. De consul (de man die het anker geld komt ontvangen) komt met zijn kano aangevaren. Hij schrijft netjes een ontvangstbewijs voor de tien dollar die we ook hier moeten betalen. Daarvoor mogen we een hele maand ankeren in dit gebied. Of we al een Guna vlag hebben? Want die worden we toch verzocht te gebruiken. Zijn vrouw maakt er wel eentje voor ons! En zo bezoek ik op zaterdagmorgen de hut van de consul waar Irena, zijn vrouw, de laatste hand legt aan de vlag. Wie had ooit gedacht dat we een vlag met een swastika zouden voeren!

Irena aan het werk

De eilandjes waar we nu zijn lijken allemaal ontsnapt uit één of ander glossy salontafel boek. Met hagelwitte stranden en lichtblauw helder water. De koraalriffen zijn van de best bewaarde ter wereld : de Guna’s staan niet toe dat er met flessen gedoken wordt uit angst dat er teveel mensen hiernaartoe zouden komen en de riffen zouden beschadigd worden. Naar hier komen moet per boot gebeuren : er zijn geen wegen in dit gebied.

Helder genoeg (gefilmd tijdens het varen met de dinghy)

Er zit gelukkig flink wat vis hier, de vissers bieden dagelijks langousten of krab of vis te koop aan. We leren bij in het klaarmaken hiervan : de langousten kunnen ofwel rauw op de BBQ (maar dan is het moeilijk om in te schatten wanneer ze gaar zijn, en is het een hele afwas om de BBQ weer schoon te krijgen), ofwel kunnen ze even gekookt en daarna op de grill.

Altijd lekker

De krab die wordt aangeboden is zo groot dat ze niet eens in de grootste kookpot past. De visser hakt ze voor me in twee. Zijn roeispaan doet tevens dienst als snijplank. Ik had nog nooit krab klaargemaakt, maar bracht water aan de kook met een bouillonblokje (verse groenten zijn eerder schaars) en flink wat peper en liet de krab hierin liggen tot ze mooi rood was. Heerlijk, met een gekookt eitje en een tomaat een stukje komkommer en zelfgemaakte mayonaise! De kapitein vindt dit experiment voor herhaling vatbaar.

Verder is er weinig te koop hier. We eten gedurende enkele weken géén vlees meer en zijn dolblij als we ergens een diepgevroren kip op de kop kunnen tikken. Gezien ik ook gehakt kocht maak ik er een vroeg kerstmaal mee : vol au vent voor twee dagen.

Op één van de eilandjes is er een restaurant. Ook Ibin moet al zijn fantasie gebruiken en koken met de ingrediënten die hij die week kan kopen. Maar verdorie, wat kan hij lekkere dingen op tafel toveren! Hij heeft tijdens die twintig jaar leerschool bij een Franse chef véél geleerd!

Ibin’s place
Wat bamboo en meubels gemaakt van drijfhout en wat plastic stoelen.
We laten er met plezier onze vlag achter !

We proberen de namen te onthouden van de eilanden die we zien, maar gezien de namen veelal eindigen op -dup of -upu geven we dat al snel op en maken we onze eigen varianten.

Het zijn stuk voor stuk pareltjes, irreëel, paradijsjes…

Geen burenruzies hier
Deze ferry heeft zich laten verrassen door de riffen
Hondenleven
Vermoeiend!

Dit alles maakt dat erover denken om de periode dat we hier gaan blijven te verlengen met enkele maanden.

We varen vanochtend met de dinghy naar het land. Dushi staat met zijn voorpoten op de boord, hij is blij, want wil uitgelaten worden. We varen voorzichtig naar het strandje toe aan de punt van Isla Tigre. Niet omdat we bang zijn voor tijgers, maar omdat er hier zoveel koraalriffen zijn.

We leggen het bootje vast aan de palmboom met een ferme knoop. Op slot doen hoeft hier niet. De Guna’s zijn indigenes, de oorspronkelijke bewoners uit deze regio. En hoewel de regio deel uitmaakt van het land Panama, zijn ze volledig onafhankelijk hiervan. Ze leven volgens hun eigen oude Gunacultuur : per gemeenschap zijn er drie chefs, die samen met hun secretaris instaan voor de organisatie van het dorp. Dagelijks om 17:00 uur is er congresso, waar iedereen welkom is om zijn grieven te uiten.

Veel materieels hebben ze niet. Ze wonen veelal in hutten, gebouwd uit bamboe en afgedekt met palmbladeren, hier en daar staat er een betonnen of stenen gebouw. In de winkeltjes is er meestal olie, melkpoeder of melk in blik, wat mierzoete frisdrank en blikken tonijn te koop. Soms is er vers brood beschikbaar, soms wat ajuin en een pompoen.

De mannen gaan met hun kano vissen, of steken over naar de bergstrook op het vaste land om er mais en rietsuiker te oogsten, wat cocosnoten en platanes (bakbananen). Hier en daar wordt een varken gekweekt in een hok boven het water, hoog genoeg om veilig te zijn voor de zoutwater krokodillen. (We lezen overal dat ze er zijn maar hebben ze gelukkig enkel op de rivier gezien). Het grootste varken zal rond kerst worden geslacht voor de hele gemeenschap.

Hoog en droog. Veilig voor krokodillen

De mannen zwaaien van ver als we voorbij varen en lachen hun witte tanden bloot. Soms komen ze bij de boot vragen of we geen vis of octopus of langousten willen kopen. De prijs is vrijwel voor alles 5 dollar. Dat rekent makkelijk 😉

Sommige kano’s kunnen omgebouwd worden naar een zeilbootje. Dat spaart flink wat armkracht

In één van de plaatsen waar we de voorbije weken waren komen ze ook vragen of we hen iets kunnen geven. Zo is er een albino man die vraagt of we geen zonnemelk hebben. We geven hem een tube. Zijn compaan in de kano neemt het aan. We vermoeden dat de arme man slecht ziet.

De Guna’s mogen enkel met andere guna’s trouwen. Vandaar waarschijnlijk de arme man zijn genetische afwijking. We zien het hier in elk dorp wel terugkomen. Je wil het niet meemaken om hier in deze brandende zon geen beschermend pigment te hebben.

Als ze trouwen gaan de Guna’s bij de familie van hun vrouw wonen. Een matriarchale gemeenschap, met mensen van verschillende generaties die samen wonen en voor elkaar zorgen. We ontmoeten de tante van David, wiens man tijdens COVID overleed. Haar zoon woont inmiddels op een ander eiland en dus zorgt David, onze gids, ook voor zijn tante.

Het is mooi om zien hoe de mensen samen werken, leven en ook wel genieten. Je hoort hen dikwijls lachen. Hoe gaat dat, als je regelmatig samen bent, dan wordt er geplaagd en plezier gemaakt.

De vrouwen dragen vaak nog de traditionele klederdracht. Heel kleurrijk! Ze borduren Mola’s, vierkante lappen met ofwel een dier erop, ofwel traditionele abstracte tekeningen. Deze vormen het lijf van hun kleurrijke blouses. De mouwen zijn meestal uit een bloemetjesstof, met kleurrijke linten versierd. De neus piercing is uit goud en betekent dat ze een kind hebben gehad. Ze verkopen graag hun Mola’s aan de westerse bezoekers. Maar om één of andere reden mogen we het niet vertellen aan anderen. De singer naaimachines met een handwiel aangedreven worden hier nog volop gebruikt.

Een hand geborduurde Mola

Want er is wel electriciteit. Maar weinig. Overal staan er zonnepanelen en zelfs door het bos, tussen twee dorpen in staat er hier en daar straatverlichting. Elke lamp met een eigen zonnepaneeltje. Er zijn echter op dit moment regelmatig grijze dagen waarop er weinig zon te zien is. En dus is er op die dagen minder stroom beschikbaar.

Iemand had ooit het idee om de Guna’s te overtuigen om toch meer machinaal op het land te gaan werken. Uiteindelijk was het geen succes.

Één van de vrouwen neemt ons mee naar haar slaapkamer om ons te overtuigen een Mola te kopen. Het geeft ons de gelegenheid om een kijk te hebben op de binnenkant van hun hut. Ze is best wel ruim. Er is een plek waar gekookt wordt, en verder hangen er verschillende hangmatten op. Er staan ook enkele tweepersoonsbedden in dezelfde ruimte. Blijkbaar is privacy toch niet zo belangrijk!

We praten met een leraar uit een lagere school over zijn cultuur. Ontzettend trots vertelt hij over de revolutie en hoe ze heel anders leven dan de ‘andere’ Panamezen. Hoe ze een vreedzaam volk zijn zonder enige criminaliteit. Hoe zijn volk niet gegaan is voor het grote geld en de bouw van een electriciteitscentrale in de bergen op het hun ooit toegewezen landdeel en hoe ze er trots op zijn dat ze hun natuur behouden. Helaas worden ze bevoorraad uit de westerse wereld en is er zelden een systeem voorzien om het plastic en huisafval op te ruimen. En belandt dit dikwijls in zee en op de stranden.

De kinderen spelen in grote groepen samen. In Isla Tigre is er een ‘volleybalterrein’ en wordt er basebal gespeeld. Of worden er zelfgemaakte windvliegers opgelaten. De kleinere kinderen spelen samen met een bal. De baby’s dikwijls op de arm van een groter zusje. Of is het toch een (heel) jonge moeder?

Als ze Dushi zien verspreidt het nieuws over een lieve grote hond die maar al te graag apporteert zich door het dorp. Binnen de kortste keren zijn ze met meer dan tien om zijn balletje voor hem te gooien. Dit zijn hoogdagen voor onze hond! Hij is meer dan ooit onze ijsbreker om meteen contact te hebben met de lokale bevolking ! En dat we dat doen in het beetje Spaans wat we onderweg met Duolinguo hebben geleerd zorgt soms voor hilariteit bij de meisjes, maar vinden wij helemaal niet erg.

Mijne copain : Carlos. Hij wil graag met me op de foto en vertelt trots aan iedereen dat onze hond Dushi heet. Hij wil graag de leiband vasthouden en is apetrots als dat mag!
Giechelmeisjes. Dat is op deze leeftijd universeel!

Wat is het hartverwarmend als één van de meisjes die haar armpjes naar me uitsteekt en eigenlijk wil opgetild worden door deze wildvreemde, blanke vrouw. Ze steelt net zoals de andere kinderen hier ons hart!

We zijn in vergelijking met de lokale bevolking net reuzen. De locals komen maar net aan onze schouders uit. Qua lengte doen ze niet onder voor de Pygmeeën. Ze zijn echter groot in vriendelijkheid!

De kinderen vragen ons van welk eiland wij wel komen. En hoe we heten. En welke van de drie onze boot is. Want inmiddels reizen we al verschillende dagen met drie boten. Met Aspro, onze Belgische vrienden en Maya een Brits-Duits koppel hebben we een beurtrol wat koken en eten betreft. Dit geeft extra gezelligheid elke avond én bovendien besparen we op deze manier gas!

We varen in Nargana met de dinghy de Rio Diablo op zover we kunnen. Het is er prachtig en rustig. We komen regelmatig mannen met een kano tegen. Die gaan in emmers, vaten en jerrycans drinkwater halen.

Een kerkhof langs de rivier.

Uit respect voor deze mooie mensen gebruik ik vanaf nu hún naam voor deze regio: Guna Yala!

Gerco en Annemiek van de Spirit of a Geisha wilden best wel eens twee dagen en een nachtje op Dushi letten. En zo konden we met de bus Cartagena gaan bezoeken. Ook al duurt die busreis makkelijk 4 uur.

Cartagena staat niet zomaar op de werelderfgoed lijst. Het is een heel mooie koloniale stad, die je moet hebben gezien als je in Colombia bent.

Bodero

De stad leeft grotendeels van het toerisme en dat weten de straatverkopers ook. Ze zijn dan helaas ook in grote getale aanwezig, tot vervelens toe!

Er werd ons door de receptioniste op het hart gedrukt van ’s avonds enkel in de twee oudere delen van de stad te blijven. De wijken met de kantoorgebouwen lopen, net zoals bij ons, ’s avonds leeg, en dat vermijd je beter.

We werden op sleeptouw genomen door Anneke en Thomas van de Aspro. Hun boot lag al drie maanden op het droge in Cartagena terwijl ze Colombia verkenden en even naar België gingen. Ze namen ons mee naar enkele goede adresjes die ze intussen hadden leren kennen.

Een koffiebar, ook voor niet koffiedrinkers een aanrader

In het park kon je aapjes zien in de bomen. Enkele grote Iguana’s lieten zich gewillig fotograferen. De luiaards waren moeilijker te spotten tussen de groene gebladerte.

Op terugweg naar ons hotelletje kwamen we terecht in een culturele optocht met allerlei dansers. Het leverde mooie foto’s op. Leuk materiaal om achteraf te tekenen!

Terug in Santa Marta begonnen we aan het papierwerk om uit te klaren. Omdat we naar Panama gaan heeft dat vooral voor Dushi’s papieren veel voeten in de aarde. Gelukkig kunnen we ook nu weer rekenen op de professionele hulp van het havenpersoneel. Alessandra regelt dat er een dierenarts naar de Marina komt. Hij moet Dushi zien, en dan een attest maken dat hij in goede gezondheid verkeert. Dat ‘zien’ neemt hij letterlijk: hij raakt Dushi met geen vinger aan maar vult wel het formulier in. Dit papier moet naar het ministerie worden gestuurd, waar na betaling ook een dierenarts naar de haven wordt gestuurd. Hij controleert Dushi op interne en externe parasieten. (Welke hij natuurlijk niet heeft, want hij wordt maandelijks behandeld sinds we vorig jaar uit België zijn vertrokken)

Zijn attest wordt opgeladen via de website van het ministerie van landbouw en dan is het wachten tot er iemand op de juiste knop drukt voor goedkeuring.

Gelukkig moeten we hierop niet wachten en kunnen we alvast vertrekken naar de Islas Rosario, een groepje eilanden die ter hoogte van Cartagena liggen.

Tijdens het weekend en in het hoogseizoen worden ze drukbezocht door feestende jongeren, maar gezien het nu echt heel erg laagseizoen is blijft het betrekkelijk rustig.

Dat het nog steeds regenseizoen is ondervinden we aan den lijve : we komen voor het eerst sinds we vertrokken zijn in een gigantisch onweer terecht met tot meer dan 40 knopen wind. De regen valt met bakken naar beneden. Gelukkig hadden we het goed zien aankomen en op tijd de zeilen ingerold, maar na het onweer blijkt dat er iets mis is met de giek : de lummelpen blijkt te zijn losgekomen. Om verdere schade te voorkomen maken we voorlopig geen gebruik meer van het grootzeil.

Onder alle omstandigheden rustig blijven!

Als bij het binnenvaren van de baai blijkt dat de kaarten niet accuraat zijn, lopen we vast. Een man in een bootje die ons opmerkt biedt ons aan om te helpen. Een andere man gaat met de snorkel het water in om te zien waar we kunnen passeren en zo geraken we gelukkig snel weer vlot. De helper drinkt zijn welverdiende biertje leeg, maar vraagt ook naar zijn ’tip’. Dit is echt toeristisch gebied… De man kent zijn tarieven.

We krijgen het gezelschap van Aspro en Morpheus en we genieten ervan om in een rustige baai met schoon water te liggen en te kunnen snorkelen. ’s avonds drinken we samen met onze vrienden een aperitiefje op de steiger van één van de leegstaande hotels hier. Met een muziekje, wat feestlichtjes en de muziekinstrumentjes erbij wordt het snel een gezellig feestje.

En dan begint het ’s nachts te regenen. Ook overdag blijft het door regenen en bij momenten zelfs gieten. Dit bedoelen ze dus met regenseizoen! Het is van meer dan een jaar van op de Canarische Eilanden geleden dat we nog eens zo’n volledige dag regen hebben gehad, en we moeten toegeven dat we dàt niet gemist hebben. We houden ons in stilte bezig met lezen en ik haal mijn tekengerief nog eens boven. Ook dàt is lang geleden!

We spreken met An en Thomas af om maandag ochtend verder te varen naar Panama. Om zes uur gaat het anker op voor een tocht die naar alle waarschijnlijkheid voor het grootste deel op motor gaat moeten gedaan worden. We nemen voorlopig afscheid van de bemanning van ons zusterschip Morpheus. We hopen hen snel terug te zien op de San Blas.

Santa Marta – Sierra Nevada – Colombiaanse Andes

Net zoals toen we bekend maakten dat we naar Los Roques zouden varen, kregen we toen we zeiden dat we naar Colombia gingen vanuit Europa verschillende reacties om ons toch maar voorzichtigheid aan te manen.

Nochtans bleek Santa Marta, de eerste stad waar we gedurende meer dan een maand in de Marina verbleven een uiterst vriendelijke en aangename stad.

Toegegeven, bij het aanvaren was het een beetje een shock om uiterst moderne flatgebouwen te zien. En dan ook nog het contrast met de achterliggende groene bergen van de Sierra…

Een uiterst vriendelijke Marinero hielp ons bij het aanleggen. Er stond net teveel wind om veilig in een box aan te leggen, dus mochten we voor één nacht op een kopsteiger liggen. Morgen zou er gedurende de dag zeker een geschikt ogenblik zijn om te verleggen.

En ja, geen probleem om Dushi mee te nemen naar het kantoor. Onze hond was minstens even welkom als wij, zei de man. We hadden het weleens anders meegemaakt!

Ok, dat laatste was misschien niet helemaal waar : normaal had Dushi aan boord moeten blijven tot hij door een dierenarts van de overheid was gekeurd. Maar ach, hij was nu van boord, en leek wel in stemming om zich de aaitjes van de meisjes van het havenkantoor te laten welgevallen!

De dierenarts zou ten laatste de volgende dag bij ons aan boord komen, samen met de andere autoriteiten. Een kwartier later waren ze er al 😉 Dushiman’s papieren bleken hier sneller in orde dan om het even waar! En zelfs voor onze eigen papieren in orde waren.

De Marina hier is recent, een jaar of tien oud. En voorzien van alle luxe. Een restaurant, een shop, een 🏧 waar je pesos kan afhalen en héél schoon sanitair.

Marina Santa Marta

Er wordt hier op verschillende boten flink geklust! De lonen in Colombia liggen laag en er zijn flink wat vakmensen beschikbaar. Gezien het gigantisch heet is beslissen we de Bimini (zonnescherm) uit te breiden zodat Bart ook tijdens het zeilen wat in de schaduw kan staan. De zon is hier ongenadig sterk, en samen met de vochtigheid zorgt ze voor een tropische warmte. Iedereen zweet hier, ik hoef me niet langer te schamen als de zweetdruppels van mijn gezicht rollen, maar vervelend blijft het wel! Ik denk aan Vake en hoe hij ’s zomers zijn soep extra zoutte door zijn zweet.

Het is bij momenten moeilijk om iemand te herkennen : dit is de Marinero die ons kwam helpen bij het aanmeren. De mensen die hier buiten werken beschermen zich tegen de intens brandende zonnestralen en zijn af en toe zo ingepakt dat je hun gezicht niet ziet. In het begin een beetje vreemd om zien, maar ook dit went!

Er klinkt heel de dag door wel van ergens muziek hier! De typische Cumbia, soms salsa, het maakt de Colombianen niet uit. Zolang de muziek maar luid staat. Jong en oud luistert naar lokale muziek waarin blazers en accordeons voorkomen en zingt als het even kan mee. Op nationale ‘radio Colombia’ worden er zo goed als geen andere dan Spaanstalige nummers gedraaid.

We krijgen ‘soldadores’ aan boord die ter plekke inox lassen en polijsten. Gezien er meer tijd nodig is dan gedacht blijven ze tot na zonsondergang verder werken tot de klus geklaard is.

De man die de canvas werken moet doen laat langer op zich wachten. Het is blijkbaar moeilijk om aan de ritsen te geraken. Maar eenmaal die er zijn doet hij zijn werk als een pro.

De groene bergen van de Sierra lonken. En we gaan er voor drie dagen naartoe. We logeren in een b&b die ons aangeraden werd door vrienden. De eigenaars blijken Belgen te zijn, maar zijn op het moment dat wij er logeren in België. De weg naar de Finca (boerderij) is eigenlijk niet geschikt voor gewone auto’s, leren we tot scha en schande. We moeten onze huurauto op een km van ons doel achterlaten. Een werknemer van het hotel komt ons met de motorfiets helpen om onze bagage naar boven te krijgen. We genieten volop van de prachtige omgeving en halen onze wandelschoenen uit de kast om naar een waterval te hiken die een uur of twee hogerop ligt. Het water is fris, maar niets weerhoudt ons om een verfrissende douche te nemen. We zijn er helemaal alleen, en dat maakt de beleving nog meer bijzonder !

Logeren bij Belgen in Finca Carpe Diem
Stapschoenen en dus ook sokken. Dàt was lang geleden.

Het zorgt ervoor dat we uitkijken om nog meer van het binnenland te ontdekken : hoewel de binnenlandse vluchten goedkoop zijn huren we gedurende een week een auto. Op die manier kunnen we Dushi makkelijk meenemen.

Ik vind voor elke dag een andere slaapplaats via Airbnb. De ene al mooier dan de andere! Ik selecteer ze op basis van een mooi uitzicht en dat loont.

De eerste dag rijden we naar Santa Cruz de Mompox, een stadje dat uit het koloniale tijdperk stamt en prachtig bewaard is gebleven.

Twee soorten cacao : achteraan de donkere, vooraan ‘witte’ cacao
De grote huizen in Mompox hebben bijna allemaal een binnentuin
De trottoirs liggen heel hoog. Als het regent staan de straten vol tot aan de bovenkant van de stoep. Al dat water komt van de hoger gelegen gebieden naar de kuststeden gestroomd. Zo wordt Santa Marta een beetje het Grimbergen van Zuid-Amerika als het regent
De binnentuin in ons hotelletje. Met de blijkbaar obligate schommelstoelen die je hier overal ziet.

We moeten op een bepaald moment twee uur omrijden omdat de weg ook hier weer niet geschikt is voor onze ‘gewone’ auto en Google daarmee geen rekening had gehouden. Dat zorgt voor stress want hierdoor lukt het niet om voor het donker op onze bestemming te geraken. Maar het zorgt er wel voor dat we door kleine dorpjes rijden waar we zowel koeien, paarden, ezels, schapen, geiten, honden én varkens zien. Even goed op de weg, als aan de kant van de weg.

Wat we zien van het land is groen, groen, groen! In het begin rijden we door de vlaktes tussen de bergen, met grote kuddes vee die grazen op grote weides met daarop grote bomen die zorgen voor schaduw.

Bergappelsienen

De dagen erna rijden we richting Colombiaanse Andes. De staat van de wegen is behoorlijk, maar ze kronkelen door de bergen. En omdat het verkeer in Colombia voor ruwweg 80 % uit vrachtwagens en bromfietsen allerhande bestaat is het geen lachertje om hier te rijden. Gelukkig is Bart een goede chauffeur maar soms moet je ogen op je rug hebben. En dan nog !

De bromfietsen worden hier als vervoermiddel voor al het mogelijke gebruikt : we zagen zelfs iemand met een gedemonteerd bed op de brommer. Brommers kunnen hier zonder probleem drie, tot zelfs vier personen meenemen. Kinderen, baby’s, honden… Alles kan…

Onderweg zien we verschillende keren controle posten of ook gewoon politie op straat, maar als we al een keer moeten stoppen, mogen we ook snel weer doorrijden als we te kennen geven dat we niet veel Spaans spreken. Soms zien ze gewoon dat we ‘gringo’s’ zijn en mogen we op basis daarvan doorrijden. Wat ze precies zoeken of controleren zijn we niet te weten gekomen. Het lijkt alleszins niets agressiefs, of zorgt bij ons ook niet voor een onveilig gevoel. In tegendeel.

De ‘grote’ wegen zijn tolwegen. Ze zijn maximaal 4 rijstroken breed, dikwijls ook maar 2 rijstroken. Als de weg door een dorp komt zie je heel veel activiteit, wat vooral gericht is op dat doorgaand verkeer : er zijn garages voor auto’s, motorfietsen en vrachtwagens, carwash’en voor vrachtwagens en zeer veel eetstalletjes en restaurants waar je een dagschotel kan eten voor weinig geld. Wat ook gek is bij deze hitte : standaard krijg je bij de lunch een soep aangeboden. En raar maar waar, dat smaakt! Ook staan er overal fruitverkopers met mandarijnen en sinaasappels en kan je gewoon langs de weg een bekertje warme koffie kopen.

Die koffie wordt hier lokaal gekweekt. Vooral in de bergen kweekt zowat iedereen zijn eigen koffie. De planten kunnen een jaar of acht meegaan, waarvan ze zes jaar vruchten dragen. Daarna worden ze afgekapt aan de grond waarna de planten opnieuw uitschieten en opnieuw voor enkele jaren vruchten kunnen dragen. In november/december wordt de koffie geplukt, met de hand. Als het vruchtvlees verwijderd wordt moeten de pitten 4 dagen fermenteren in de zon, indien niet duurt het fermenteren 20 dagen. Hierna worden de pitten onder voortdurend roeren gebrand. Het hoeft niet gezegd dat de koffie hier overal lekker is. Voor degenen die koffie drinken toch! Ik hou het bij het genieten van de geur ervan.

Rijpe koffie is naargelang de soort geel of rood. Enkel de rijpe bessen mogen geplukt worden
Fermenterende koffie mét schil : 20 dagen
Fermenterende koffie zonder schil : 4 dagen
Branden van de koffie

Ook cacao wordt hier geteeld, zowel op grotere plantages als door de mensen thuis in de tuin. Ook hiervan moeten de pitten fermenteren in de zon, waarna ze geroosterd en gemalen worden.

We rijden richting Bucaramanga en verblijven er in een Eco Lodge met verschillende huisjes. De huisjes zijn recent maar zien er heel rustiek uit.

We blijven drie dagen in de buurt van Barichara. De ene airbnb is nog mooier dan de andere. Wat een luxe! We logeren in een Dome en douchen er bijna in open lucht.

Na een douche met dit uitzicht ben je opeens klaarwakker

In Villanueva hebben we zelfs een jacuzzi met uitzicht op de vallei.

De uitbaatster is een romantische ziel
Ook hier weer een douche met een uitzicht
El condor pasa!

En dan het stadje Barichara zelf : we deden een rondrit met één van de gidsen die op het plein van Barichara actief zijn. Onze gids Raul stond erop dat we op elke plaats poseerden, zodat hij foto’s kon maken. Hij vertelde ons dat de ondergrond in de buurt ofwel okerkleurig ofwel terra cotta kleur heeft. Dat zie je in de stenen van de kerk en op het kerkhof. Barichara is nog uit de koloniale tijd en uiterst vreedzaam en rustig. De enige toeristen die we zien zijn Colombianen

A-dem-benemend!

Raul, onze gids

En dan keren we terug naar Santa Marta. We hebben voor het klussen materiaal nodig, en kunnen dat allemaal vinden in de buurt van de overdekte markt. Er heerst een grote bedrijvigheid : je hebt er van alle soorten kleine bedrijfjes. Als je in de eerste winkel niet vindt wat je nodig hebt verwijzen ze je verder. Men neemt je net niet bij de hand om je te wijzen waar. We zien bedrijfjes waar ze spoelen van motoren geresiveerd worden, een bedrijfje met allerlei soorten lampjes, een bedrijfje waar banden opnieuw bekleed worden met rubber. Een winkeltje met schroeven voor ventilatoren. Niets wordt hier zomaar weggegooid.

Het verkeer in de buurt van de markt is druk, met ook weer de brommers die overal langs schieten. Wij nemen een taxi om ons aangekochte planken tot aan de haven te krijgen, zonder onze rug extra te belasten. Dat doet iedereen hier en kost ons nog geen twee euro.

Jugo natural (en ook een De Hondt met een hoed op)

’s Avonds gaan we eten in de stad. Ook dat is hier goedkoop. Voor ons twee betalen we meestal maar rond de 30€. Daarvoor kan je je hier al laten gaan met een cocktail als aperitief, grote porties gegrild rundsvlees en enkele pintjes lokaal bier.

Een biefstukje en een brochetje

Valt het op dat we hier heel graag zijn? Gelukkig zijn er hier heel veel muggen die ons gringobloed maar al te lekker vinden, om toch een klein negatief puntje te kunnen melden.